DRUKTECHNIEKEN
Voor verzamelaars van speelkaarten is datering van een spel belangrijk. Hiervoor kunnen diverse aanwijzingen gebruikt worden. Een daarvan is het vaststellen van de gebruikte druktechniek. Daarvoor is een vergrootglas aan te bevelen. Hieronder een overzicht van de diverse technieken die door de loop der tijd gebruikt zijn. De plaatjes zijn sterk vergroot om de verschillen tussen de diverse technieken aanschouwelijk te kunnen maken.
De eerste speelkaarten waren nog voorbehouden aan edelen en andere financieel draagkrachtigen. Een spel werd handgeschilderd, meestal door een regionale kunstenaar en vrijwel altijd in opdracht, tegen vergoeding. Ook was papier in de 14de eeuw nog een schaars goed. Die combinatie maakte een spel kaarten tot een kostbaar bezit.
Deze
kaart stamt uit een handgeschilderd Frans spel uit de 15de eeuw.
De
kaartsymbolen uit dit spel zijn gebaseerd op de jacht. Het is met pen
getekend in bruin grijze inkt en ingekleurd. De kaarten hebben een blanke
rugzijde en zijn uit 4 lagen papier opgebouwd. Opvallend zijn de sterk
afgeronde hoeken.
In het
begin van de 15de eeuw werd in Duitsland de houtsnedetechniek uitgevonden:
op een glad stuk hout wordt -in spiegelbeeld- een tekening uitgesneden.
Het hout wordt met inkt ingesmeerd en de uitgesneden stukken blijven wit,
wanneer het blok op papier aangedrukt wordt. Deze druktechniek staat ook
bekend als hoogdruk of
boekdruk.
Doordat nu op eenvoudige wijze
meerdere exemplaren konden worden gedrukt, werden de producten - vaak
prenten, maar ook speelkaarten dus- voor een groter aantal mensen
toegankelijk.
De in zwart/wit gedrukte afbeelding werd in eerste
instantie nog volledig met de hand ingekleurd. Later gebeurde dit met
behulp van shablonen, in geolied papier uitgesneden plekken die met een
kleur ingevuld werden. De shablonen voor de hofkaarten werden met de hand
uitgesneden, die voor de punten kaarten met een vormbeitel uitgestoken.
Nog later werden de kleuren gedrukt door ook voor iedere kleur een apart
houtblok te snijden.
De houtdruktechniek heeft voor eenvoudige spellen
standgehouden tot in de negentiende eeuw. De duurdere spellen werden met
een rond 1450 ontstane, verwante, techniek gedrukt........
houtgravure,
shabloon ingekleurd
kopergravure, hand ingekleurd
(Belgie,
ca.
1850)
(Frankrijk, ca. 1860)
De
kopergravuretechniek was een verklaarbaar vervolg op de houtsnedetechniek:
of men nu in hout of metaal snijdt, het resultaat was eender. Hoewel koper
een redelijk zacht metaal is, dat toch fijn bewerkt kan worden, is het
uitsnijden van de wit te blijven plekken in koper toch beduidend zwaarder
dan in hout. Zodoende werd korte tijd later de diepdruk
ontwikkeld: de wit te blijven plekken blijven op de koperplaat
onaangeroerd, de zwarte lijnen worden uitgesneden. Daarna wordt de plaat
met inkt ingesmeerd en vervolgens weer afgewreven, zodat de inkt in de
uitgestoken lijnen achterblijft. Wanneer op de plaat een ingevocht vel
papier wordt aangedrukt, neemt dit de inkt op en ontstaat de afdruk.
Hoewel
ook de houtsnedetechniek al snel was overgegaan op diepdruk, werd het
gebruik van koper populair, omdat dit materiaal minder snel slijt dan hout,
zodat meer afdrukken van een koperplaat konden worden gedrukt dan van een
houtblok.
Chromolithografie (Dondorf, ca 1890).
Aan het einde van de 18de eeuw werd in München de steendruk of lithografie ontwikkeld. Aloys Senefelder uit Praag had voor het toepassen van het principe van het wederkerig afstoten van vet en water in Beieren de juiste steensoort, Solenhofense kalksteen, gevonden. Deze steensoort neemt zowel water als verf op. Door nu met (vette) inkt of krijt een tekening te maken op een vlak en glad gepolijste steen en deze te prepareren, wordt het water door de tekening afgestoten als de steen nat gemaakt wordt. De tekening zal als enige de drukinkt opnemen, wanneer deze met een rol over de steen verdeeld wordt, de rest van de natte steen stoot de inkt af. Papier op de steen en een afdruk kan gemaakt worden. Aangezien er slechts één kleur per keer gedrukt kon worden, was het nodig meerdere stenen voor een spel te vervaardigen. Daarentegen werden de kaarten rijker van kleur en fijner van nuances, naarmate er meer stenen werden gebruikt. Ook verdween de zwarte lijn die de kleuren omsloot. Deze vorm noemt men ook wel chromolithografie en zij werd van ca. 1870 tot 1930 veel gebruikt voor het maken van speelkaarten. In Duitsland stond de firma Dondorf bekend om zijn uitstekende graveurs en hoogstaande kwaliteit van drukken, waarbij soms zelfs 12 aparte stenen voor een spel werden gebruikt.
Moderne
offset (Hearts, NL 2002)
Uit de steendruk heeft zich de derde grote
druktechniek, de vlakdruk of offset,
ontwikkeld. Thomas de la Rue, een bekende speelkaartenmaker uit Engeland,
had al rond 1835 de typografie geïntroduceerd, waarbij sneldrogende
inkten op oliebasis en een nieuwe manier van het polijsten van de
achterkanten een verbetering van de kwaliteit tot gevolg hadden. De
kleuren waren helderder en de druk was veel scherper, zodat decoraties
verfijnder konden worden.
De nieuwe manier van polijsten maakte gebruik
van twee onder druk staande cylinders, waar men het gelakte papier door
heen liet lopen. Uit dit principe heeft zich de cylinderboekdrukpers
ontwikkeld. Aangezien tijdens de ontwikkelingen de druk letterlijk snel
opliep, werden de oorspronkelijke houtblokken al snel vervangen door
metalen platen of clichés.
Rond 1930 heeft de steeds verbeterde
vlakdruk de lithografie bij de productie van speelkaarten verdrongen
en momenteel drukken alle grote en kleine speelkaartenmakers alleen
nog maar hun kaarten in offset. Slechts privé-uitgaven die in kleine
hoeveelheden gedrukt worden, gebruiken nog wel eens andere druktechnieken,
zoals houtsnede, lithografie en zeefdruk.
Sinds de komst van de computer hebben zich nieuwe druktechnieken aangediend, zoals de laserjet techniek. Hiermee kan op professionele machines een zeer verfijnd product gemaakt worden. Een simpel vergrootglas volstaat dan al niet meer. Slechts verdere vergroting door een goede scanner kan dan nog uitsluitsel geven.
AFWERKING
Een speelkaart wordt in eerste instantie gedrukt, maar voordat het definitieve product in onze handen komt zijn er nog wat verdere handelingen aan vooraf gegaan.
Het papier.
Voordat het witte karton werd
ontwikkeld werd een speelkaart opgebouwd uit 3 of 4 lagen papier om de
nodige stevigheid te verkrijgen. Voor de tussenliggende laag werd dan vaak
wat donkerder papier gebruikt om de ondoorzichtigheid te bevorderen. De
vellen waarop de voorkant was gedrukt en de vellen met de achterkant
werden daarmee verlijmd en onder een lijmpers onder druk gehouden. Na
opdroging van de lijm moesten de vellen dan handmatig van elkaar gestoken
worden, omdat de overtollige lijm door de druk langs de zijkanten was
gelopen.
Pas nadat het mogelijk werd om op voorgelijmd papier voor- en
achterkant te drukken, konden speciale ontwerpen op de achterkant worden
gedrukt. Voor die tijd was het niet mogelijk om de voorkant precies tegen
de achterkant aan te drukken ("registreren" genoemd), zodat het ontwerp van
de achterkant een doorlopend patroon moest zijn. Niet lang voor het einde van de
19de eeuw verschenen dan ook pas de eerste reclamespellen.
De lak.
Omdat papier vocht aantrekt en dan
kan gaan bollen, worden na het drukken de vellen voorzien van een
beschermende laklaag. Ook vergemakkelijkt dit het schoonmaken van de
kaarten. Deze laklaag is echter ruw en mat. Voor het afwerken van de
laklaag worden de vellen door de twee gladde stalen walsen van de
kalanderpers heen geperst. Deze behandeling geeft het gladde oppervlak en
de glans. Deze walsen werden soms verruild voor walsen die van een
linnenpatroon waren voorzien. Hierdoor ontstond de zogenaamde
linnenpersing, waarbij het oppervlak van de kaart een linnenstructuur
heeft en suggereert dat de kaart van linnen is gemaakt. Linnen kaarten
bestaan echter niet.
Het snijden.
Vroeger werden de vellen met de
daarop gedrukte speelkaarten geknipt (later al machinaal gesneden), eerst in stroken en daarna in
afzonderlijke kaarten. Deze rechthoekige kaarten werden verzameld en in
een klem gezet, waarna de hoeken met een speciale gutsbeitel werden
afgerond, hetgeen de hoek verstevigt en minder kwetsbaar maakt voor
afslijting en vervuiling.
Tegenwoordig worden de kaarten "in het leven
gesneden" oftewel met één stansvorm in één keer uit het vel
gestanst.
Het vergulden.
Het vergulden van de hoeken
of de gehele zijkant van een kaart met bladgoud had in eerste instantie
ook een beschermende en verstevigende functie. Vroeger werden de hoeken
van goedkopere kaarten met brons bewerkt. Na aanbrenging worden de
hoeken of zijkanten gepolijst met een agaatsteen.